Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag

Tube zinkzalf

‘Wil je mijn zak insmeren?’ vraagt een patiënt terwijl hij in zijn witte ondergoed op de rand van zijn bed zit. ‘Het voelt allemaal zo schraal aan’ en hij reikt mij de tube met zinkzalf aan. Ik, 22 jaar en net afgestudeerd, trek handschoenen aan en neem de tube zalf van hem over. Terwijl op mijn vingertop een kloddertje zalf klaar ligt om uitgesmeerd te worden en meneer met ontbloot onderlichaam voor mij staat, word ik me ineens ergens bewust van. ‘Kan u dat eigenlijk niet zelf?’ vraag ik hem terwijl ik al begin te smeren. Meneer lacht hardop: ‘Ik vind het wel fijn als jij dat doet!’

Ik denk dat veel zorgverleners soortgelijke verhalen kunnen vertellen. Verhalen waar je soms wel om kan lachen en verhalen waar je echt wel merkt dat het je collega veel heeft gedaan. Mijn genoemde situatie, daar voelde ik me op dat moment naïef en dom bij. Ik had daar als verpleegkundige behulpzaam willen zijn en had totaal niet in de gaten dat er achter zijn vraag een andere wens schuil ging. Daar heb ik wel van geleerd en ik kan er achteraf ook wel om lachen.

Ik zie me daar nog zo staan, met die handschoen aan en die klodder zalf balancerend op mijn vinger. Zoals ik me ook zie staan bij dat bed in het het verpleeghuis. Mijn eerste stage, de verwachtingen waren hoog op de afdeling. HBO-V! Maar ik had nog nooit iemand in het echt hoeven wassen en daar werd ik ineens met waskommen en al bij het bed van een bewoner geplaatst. Een man! Het was druk op de afdeling, ze hadden geen tijd voor mij. Dus ja…Het is heus wel gelukt, maar ik zal dat gevoel van ongemak nooit vergeten.

Het is fijn als je stagiaires daarin begeleidt. ‘Heb je al eens iemand gewassen?’ en dan heb je een gesprek met elkaar daarover. Gun en geef ze de tijd om te leren om iemand te wassen. Vraag door hoe dat gaat en hoe de stagiaire dat ervaart. Dan blijkt de één het niet erg te vinden, maar soms is het ook wel wennen voor de stagiaire. Is het vreemd en voelt het intiem.

Dan neem je de stagiaire ook mee in hoe jij kan bijdragen in de zorg voor privacy van de bewoner. Waar zij niet altijd zelf hun grenzen kunnen bewaken of voor zichzelf kunnen opkomen, kan jij als zorgverlener wel letten op hoe je met hun kwetsbaarheid omgaat. Dat zit in simpele dingen als aandacht hebben voor een badkamerdeur die dicht is als jij ze helpt onder de douche. In het voorkomen dat een collega de kamer binnenkomt, terwijl jij de bewoner wast. Het overkomt ons allemaal wel eens, dat je wil vragen of je je collega nog kan helpen, om het hoekje van de deur kijkt en de bewoner net verdroogd wordt. Of dat je samen iemand wast, bijpraat over het afgelopen weekend. Pratend met elkaar was je de bewoner, die daar zo kwetsbaar tussen jullie in ligt. Het overkomt je wel eens, maar het is wel goed om je daar zo nu en dan bewust van te zijn.

Hoe zou ik dat zelf ervaren?

Je hebt ook je eigen grenzen in de zorg naar bewoners toe. Dat is niet altijd zo makkelijk als het lijkt. Want een bewoner met dementie die jou wel eens op de billen slaat….kan je hem daar eigenlijk wel op aanspreken? Helpt dat? Kan je dat gedrag nog veranderen? Wat doe je als een bewoner geregeld porno kijkt, terwijl jij de kamer binnenkomt en de steunkous uit wil trekken? Het is fijn als je dat binnen je team kan bespreken. Wat doet het met je? Raakt het je en wat kunnen we er als team mee? Moeten we er iets mee? Hoe ga je om met bewoners die jou spontaan een knuffel geven of zomaar een zoen op de wang. Vind je dat erg, hoort dat erbij als je bijvoorbeeld werkt met bewoners met dementie? Weet je van jezelf en van je collega hoe je daarin staat?

Maak het bespreekbaar.

Ach ja, zo is er nog heel veel te zeggen hierover. Als ik er met collega’s over praat, hebben we er mooie gesprekken over. Dan moet ik toch altijd weer denken aan die patiënt die me vroeg of ik zijn zak wilde insmeren. ‘Ik vind het wel fijn als jij dat doet’ ik hoor het hem nog zo zeggen. Mijn collega lacht als ik het haar vertel. ‘Heb je het wel ingesmeerd?’ vraagt ze. Nu moet ik ook lachen. ‘Ja, bleu als ik was, deed ik dat maar. Ik was toch al bezig. ‘