Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag

Pretoogjes met een traan

Hij loopt steeds naar de huiskamer. Het is midden in de nacht. In plaats van te slapen, loopt hij rond. Van zijn slaapkamer naar de woonkamer. De belsensor gaat regelmatig af en soms ligt hij in zijn bed, heft zijn hoofd op en wens ik hem welterusten.

De pieper gaat weer af en ik loop naar de gang. Daar zit hij in de huiskamer, een beker chocolademelk heeft hij ingeschonken en ernaast liggen drie speculaasjes opgestapeld. Hij kauwt gedachteloos en merkt me niet meteen op. In de stilte van de nacht, een bewoner die niet slapen kan.

‘Kan u niet slapen?’ vraag ik en hij knikt bevestigend. De chocolademelk drinkt hij op en ik vraag of ik met hem naar zijn kamer zal meelopen. Dat is goed en hij staat op. De drie speculaasjes leg ik op zijn rollator neer. Zo lopen we terug naar zijn kamer. Ik trek de lakens glad en hij gaat zitten. ‘Ach, kom even zitten, even praten’ en hij lacht er vriendelijk bij.

Daar zit ik dan, naast zijn bed op de rollator (ja, eerst de speculaasjes veilig op het nachtkastje neergelegd). ‘Ik moet alsmaar denken aan mijn vrouw, ik mis haar zo’ en hij wijst naar de foto op een kastje. We kijken er samen naar. ‘Wat is ze mooi!’ zeg ik en hij begint te lachen. Pretoogjes met een traan.

In de nachtdienst wil je dat je bewoners slapen, dat ze rustig zijn. ‘Ga maar lekker slapen, het is nog maar midden in de nacht!’ hoe vaak hoor ik me dat niet zeggen tegen bewoners die dwalen. Het kost soms veel geduld en ook wat creativiteit om bewoners weer naar bed te begeleiden. Soms voor de zoveelste keer in één nacht. ‘Ga maar lekker slapen, bekijk de binnenkant van je ogen’ waarop een bewoonster ooit zei: ‘maar daar brandt geen licht!’ De nacht is nu eenmaal niet de veiligste plek voor iemand die angstig is.

Deze bewoner is niet angstig, maar wel verdrietig. Hij vertelt over zijn vrouw en over zijn zoon die zo plotseling is overleden. Mijn oog valt op de vele kleurrijke platen aan de wand. Als ik daar naar vraag, zijn ineens de herinneringen aan zijn vrouw en zijn zoon verdwenen. Hij begint te praten over zijn reis naar Afrika. Over zijn liefde voor het land, voor de dieren, voor de olifant.

Als ik hem zo hoor praten, over al die mooie herinneringen, maar ook over zijn gemis en zijn verdriet, dan raakt me dat wel. Herinneringen bij bewoners met dementie zijn vaak flarden en flarden worden langzaam rafels. Draden en lijnen in de tijd, maar het roept wel gevoelens bij ze op.

Wat gaat er in hun hoofd om, welke flarden laat ze dwalen, zorgen ervoor dat ze niet slapen kunnen? Mag dat ook het gemis en het verdriet zijn, mag dat ook de drang zijn naar een stukje eigen ruimte, in het opeisen van een beetje aandacht en klein stukje van je tijd? Dat je meekijkt naar de flarden, naar de rafels en begrijpt waarom ze wakker zijn?

Als de slaap niet komt, als gevoel je wakker houdt. Als de tranen in je hart gaan stromen, als je gewoon even in een hoekje wil gaan zitten met een kopje chocolademelk. Ik geef hem geen ongelijk.

‘Ga maar lekker slapen’ ik zeg het toch maar als hij weer warm onder de dekens ligt. De speculaasjes liggen onaangeroerd op het nachtkastje. ‘Welterusten, droom maar mooie dromen, droom maar van Afrika én van de olifant!’ en hij begint te glimlachen als ik dat zeg. Ik zie pretoogjes. Pretoogjes met een traan.

‘Welterusten hoor!’

Lasergamen in het verpleeghuis

Het was superdruk in mijn nachtdienst. Ik heb wat afgedraafd. Ten eerste lag er een bewoner op sterven. Om haar bed stonden vijf familieleden en ze waren erg luidruchtig aanwezig. Naar elkaar, naar de bewoner en vooral ook naar mij. Ze kwamen steeds weer de gang op lopen om al schreeuwend een vraag te stellen. Ik probeerde heel geduldig te blijven, maar ik was druk bezig om een andere bewoner te zoeken die we kwijt waren.

Of dat nog niet genoeg was, werd ik door een collega er op aangesproken dat ik vergeten was de medicatie te delen. Alle bewoners hadden die dag geen medicatie gehad. Dat vond ik onvoorstelbaar. Hoe had ik dat kunnen vergeten? Terwijl ik daarover nadacht bleef de familie vragen stellen, had ik mijn bewoner nog niet terug en stond een andere collega in de gang en weigerde me te helpen. Ze was aan het lasergamen met de overige bewoners. Inderdaad, ze stond daar stoer met haar geweer in de hand en ik maar rondrennen. Die medicatie…

…toen werd ik wakker. Ik mijmerde nog na en voelde me intens schuldig, omdat ik dat vergeten was. Totdat ik me realiseerde dat het allemaal maar een droom was. Gelukkig maar!

Ik schrijf graag over de parels in de zorg, er zijn al genoeg negatieve geluiden over de zorg. Zeker de verpleeghuiszorg wordt soms weergegeven op een manier die ik niet herken in de praktijk. Uiteraard moet je niet de ogen sluiten voor wat anders kan en beter en zijn de tekorten in personeel voelbaar. Dat neemt niet weg dat er veel goed gaat en dat verzorgenden en verpleegkundigen met veel liefde en vanuit hun professie het werk uitvoeren.

Eerlijk is eerlijk, er gaat ook wel eens wat fout. Het blijft mensenwerk. Dat gevoel waarmee ik wakker werd, is een herkenbaar gevoel. Niet zo overdreven dat ik een hele medicatieronde ben vergeten, maar je merkt wel eens dat je tekort bent geschoten. Het overkomt iedereen in de zorg wel eens. Dat is geen fijn gevoel.

Los van grote fouten die gemaakt worden, die niet horen, kan het ook in het klein zijn dat er iets niet goed gaat. Ik denk dat het herkenbaar is dat je een medicatie op de medicatielijst vergeet af te tekenen, dat je een tablet vergeet te geven. Dat is niet goed, maar het gebeurt. Als je nagaat waar dat aan ligt, is het vaak dat je werd afgeleid, of je liet afleiden.

In mijn droom stond er een hele horde familie naar me te schreeuwen en vragen te stellen. Gelukkig is dat in mijn geval niet de realiteit. Je zou soms wel meer willen en meer kunnen doen voor familie. Je probeert de rust en de tijd te hebben om naasten bij te staan, juist bij een sterfbed. Je probeert hartelijk te zijn, gastvrij. Toch, in de drukte van alles waar je aan moet denken, overkomt het je wel eens dat familie dat anders heeft ervaren.

Ja, laten we wel wezen, we zijn ook maar mensen. Je neemt jezelf altijd mee naar het werk. Op een afdeling met bewoners met dementie kom je daarin jezelf tegen. Als jij gespannen en druk bent in je hoofd, voelt een bewoner dat haarfijn aan. Met jouw rust, kan een bewoner ook tot rust komen. Als je daar bewust van bent, loop je soms even een andere kant op, tel je tot tien om vervolgens weer naar de bewoner te gaan die voor de zevende keer dezelfde vragen aan je stelt.

Herkenbaar?

In een scholing over dementie spraken we hierover met elkaar als team. Toen we dat uitspraken naar elkaar, luchtte dat op. Te merken dat je collega’s daar ook wel eens tegenaan lopen, maakte minder onzeker. Het lag ineens open op tafel en het mocht er zijn.

Het is mooi als je in een team werkt waar die veiligheid er is. Als je kan aangeven waar je tegenaan loopt en wat je graag wil leren. Als een collega je kan aanspreken op iets, zonder dat jij je aangevallen of afgewezen voelt. Tegelijk ook ruimte is om elkaars kwaliteiten te herkennen en te benoemen.

Gelukkig was mijn droom maar een droom. Alhoewel….lasergamen met bewoners in de gangen van het verpleeghuis. Wat een leuke activiteit zal dat zijn!

Afscheidsdienst

Gisteren was de afscheidsdienst bij ons in het verpleeghuis. Daarin worden de overleden bewoners van het afgelopen jaar herdacht. Dat doen we met personeel en familieleden.

De namen werden genoemd. Bij het noemen van de naam werd een kaars aangedaan en een roos uitgereikt. We luisterden naar muziek, er was een meditatie en we lazen gedichten voor. We stonden samen stil bij ‘onze’ bewoners.

Daarna was er tijd om na te praten. Het is fijn om familie te ontmoeten. Voor hen is het soms een drempel om het verpleeghuis weer binnen te gaan. Het is de plek waar hun naasten gewoond hebben en werden verzorgd. Waar gehuild werd en gelachen. De plek waar ze langzaam afscheid namen. Soms al jaren steeds meer moesten loslaten van de ander. Waar ze als familieleden trouw bleven komen, ook al was de naaste hun naam en gezicht vergeten. 

Het is de plek waar ze gewaakt hebben en waar ze uiteindelijk definitief afscheid namen. Op het meest kwetsbare moment, stonden we soms samen met hen aan het bed.

Voor de zorgprofessionals is dat ook omschakelen. Soms heb je bewoners jaren mogen verzorgen en als ze overlijden neem je afscheid van de bewoner, maar ook van familie. Hun betrokkenheid en aanwezigheid, de mooie en bijzondere gesprekken.

En dan is de kamer leeg. Zijn de meubels weg en de foto’s van de muur. Je maakt kennis met een nieuwe bewoner en andere familieleden. De kamer wordt weer ingericht en dan gaat de zorg weer door.

Dat geeft niet, zo gaat dat. Dat is wel even wennen, wennen aan elkaar.

Gisteravond werden de namen opgelezen. We waren stil na iedere naam. Elke naam, riep beelden en gezichten op. Mooi om daar samen met de naasten bij stil staan. Om er op die manier voor elkaar te zijn, om elkaar weer even te ontmoeten en in de ogen te kijken. Om het af te sluiten.

Een handdruk, een groet en een ‘wel thuis!’

 

Raak me aan!

‘Blijf doorgaan!’ en dat zei ze heel dwingend! Dus ging ik door met het strelen van haar hand. Mevrouw was stervende en terwijl ik naast haar bed zat, midden in de nacht, herhaalde ze de vraag of het wel goed zou komen met haar. Ze had teveel mensen gekwetst in haar leven, was streng geweest naar anderen en met haar gedrag anderen afgewezen. Het was een statige dame en ze wilde dat ik naast haar zat en haar hand streelde. Dus dat deed ik, terwijl ik luisterde.

De nacht vorderde en mevrouw sliep. Ik liet haar hand los. Ineens was ze weer wakker. ‘Doorgaan!’ zei ze gebiedend. Ik ging weer zitten, pakte haar hand, streelde en ze werd rustig. Ze zuchtte nog één keer en ze stierf. Dat was een bijzonder moment.

In het hospice heb ik gemerkt en geleerd hoe belangrijk aanraken is. Hoeveel waarde sommige mensen hechten aan het vasthouden van een hand, of een streling langs de wang. Sinds ik werk in het verpleeghuis en veel te maken heb met bewoners met dementie, merk ik het ook.

Bij bewoners met dementie staat het gevoel op de voorgrond. Vanuit wat ze voelen, laten ze veel zien en horen. Een mevrouw die onrustig reageert op wat er naast haar aan tafel gebeurt, kan ik geruststellen door mijn hand op haar hand te leggen. Soms komen ze zelf naar je toe. Leggen hun hoofd op je schouder of een arm om je heen: ‘Ik ben zo blij dat jij er bent!’

Je moet er ook voorzichtig mee zijn. Er zijn grenzen aan aanraken. Zowel vanuit je professie zijn er grenzen als vanuit de wens van de bewoners. Sommige bewoners willen niet aangeraakt worden en daar moet je zorgvuldig mee omgaan. De ene zorgverlener raakt een bewoner eerder aan dan de ander. Fysiek contact ervaart iedereen verschillend. Goed om daar bewust van te zijn.

Ooit zag ik een filmpje van een verzorgende die een bewoonster met dementie in een rolstoel vooruit reed. Omdat mevrouw door haar dementie geen besef had dat er iemand achter haar was, was dat angstig. Stel je maar eens voor dat je vooruit gereden wordt en niet beseft dat er iemand is die je stuurt en leidt. Al rijdend lag de hand van de verzorgende op de schouder van de bewoonster. Dat gaf veiligheid. Het sprak de taal uit van: ‘Ik ben er wel, ik ben bij je!’

Sinds kort hebben we in het verpleeghuis waar ik werk de CRDL. Dat is een instrument dat aangeraakt wordt door de bewoner en nog een persoon. Daardoor is er muziek hoorbaar. Als je de ander met je andere hand aanraakt, reageren de geluiden en tonen daarop. Ik ben erg blij met de CRDL. Het maakt onverwachts contact mogelijk met bewoners die diep verzonken zijn in de dementie, maar het raakt ook bewoners die niet goed weten hoe ze zich kunnen uiten. Het tovert een lach op hun gezicht!

Dit weekend liet ik de CRDL uitproberen door een dochter van een bewoonster. Soms zijn de bezoeken aan moeder moeilijk. Waar heb je het over met elkaar, wat kan je doen? Beide handen lagen op de CRDL en de tonen deden hun werk. De hand die de ander streelde.

Ik weet dat we als zorgverleners met veel bezig zijn in de zorg en we zijn druk en hollen wat af. Toch is dit bij deze bewoners en bij zoveel andere doelgroepen, zo waardevol. Een rustpunt voor beiden. ‘Jouw hand, mijn hand en ik raak je voorzichtig aan. Sluit maar je ogen, wordt rustig, wordt kalm.’

De vrouw in het hospice dwong me bijna om haar aan te raken. Veel bewoners met dementie schreeuwen om aangeraakt te worden, maar kunnen dat niet uiten. Bij beiden is het de roep om veiligheid, nabijheid en contact. Een roep om gezien te worden en gehoord. De roep op sommige momenten: ‘Raak me aan!’

Voor info over de CRDL: https://crdlt.com/ of filmpjes: https://vimeo.com/crdl