Gisteren was de afscheidsdienst bij ons in het verpleeghuis. Daarin worden de overleden bewoners van het afgelopen jaar herdacht. Dat doen we met personeel en familieleden.
De namen werden genoemd. Bij het noemen van de naam werd een kaars aangedaan en een roos uitgereikt. We luisterden naar muziek, er was een meditatie en we lazen gedichten voor. We stonden samen stil bij ‘onze’ bewoners.
Daarna was er tijd om na te praten. Het is fijn om familie te ontmoeten. Voor hen is het soms een drempel om het verpleeghuis weer binnen te gaan. Het is de plek waar hun naasten gewoond hebben en werden verzorgd. Waar gehuild werd en gelachen. De plek waar ze langzaam afscheid namen. Soms al jaren steeds meer moesten loslaten van de ander. Waar ze als familieleden trouw bleven komen, ook al was de naaste hun naam en gezicht vergeten.
Het is de plek waar ze gewaakt hebben en waar ze uiteindelijk definitief afscheid namen. Op het meest kwetsbare moment, stonden we soms samen met hen aan het bed.
Voor de zorgprofessionals is dat ook omschakelen. Soms heb je bewoners jaren mogen verzorgen en als ze overlijden neem je afscheid van de bewoner, maar ook van familie. Hun betrokkenheid en aanwezigheid, de mooie en bijzondere gesprekken.
En dan is de kamer leeg. Zijn de meubels weg en de foto’s van de muur. Je maakt kennis met een nieuwe bewoner en andere familieleden. De kamer wordt weer ingericht en dan gaat de zorg weer door.
Dat geeft niet, zo gaat dat. Dat is wel even wennen, wennen aan elkaar.
Gisteravond werden de namen opgelezen. We waren stil na iedere naam. Elke naam, riep beelden en gezichten op. Mooi om daar samen met de naasten bij stil staan. Om er op die manier voor elkaar te zijn, om elkaar weer even te ontmoeten en in de ogen te kijken. Om het af te sluiten.
Een handdruk, een groet en een ‘wel thuis!’